Dossier Na de noodopvang #10
Op een koude, vroege vrijdagmorgen sta ik op station Den Haag centraal te wachten. Samen met een vriend ga ik op bezoek in de noodopvanglocatie voor vluchtelingen in Biddinghuizen. Terwijl ik het adres van de noodopvang nog eens bekijk, ontdek ik dat ik al twee keer eerder op deze exacte locatie ben geweest. Ik bezocht er ooit een muziekfestival samen met duizenden andere onbezorgde mensen; we genoten van de muziek en we sliepen in tentjes op het terrein.
Vandaag de dag staat er een ander soort tentenkamp op het terrein in Biddinghuizen: in één grote tent en een aantal losse containers worden nu zo'n 1500 mensen opgevangen. Al deze mensen - mannen, vrouwen, kinderen - hebben huis en haard achter moeten laten, in de hoop hier in Nederland een veilig, menswaardig bestaan op te kunnen bouwen. Onder deze grote mensenmassa begeeft zich nu een groep mannen die mijn vrienden zijn geworden. Het contrast tussen mijn eerdere bezoek aan het terrein in Biddinghuizen en mijn bezoek van vandaag maakt me misselijk. Dat de wereld niet eerlijk is, was me al lang duidelijk. Maar toch blijft de realiteit pijnlijk confronterend, ook vandaag weer.
Van september tot november verbleven er 20 mannen in onze noodopvang in de Bethelkapel. Na hun vertrek uit Den Haag werden ze van kamp naar kamp verplaatst als pionnen in een bordspel, daar deelde ik eerder mijn gedachtes al over. Ik bezocht hen tweemaal in Budel en ben gelukkig tot op de dag van vandaag met hen in contact. Ook bij de mannen onderling zijn er hechte vriendschappen ontstaan in de periode die zij in Bethel doorbrachten. Toen zij als groep naar Budel moesten hadden ze veel steun aan elkaar; ze voelden zich vertrouwd onderling, konden met elkaar lachen en dronken samen koffie om de tijd te doden. Zitten, wachten en tijd doden, zo zien de dagen van veel mensen in de kampen eruit. Er is een asielzoeker namelijk weinig anders toegestaan tijdens de procedures. De gemiddelde asielzoeker is jong en gezond en zou graag iets nuttigs willen doen, is mijn ervaring. Ze lopen echter tegen dichte deuren aan; betaald werk is niet toegestaan, taallessen zijn vaak niet mogelijk, contacten leggen met Nederlanders is lastig vanwege de geïsoleerde locaties van de kampen en zelfs voor de (leerplichtige) kinderen is er niet in alle opvanglocaties een mogelijkheid om naar school te gaan.
Tot mijn grote verdriet werd onze groep mannen al na korte tijd uit elkaar gehaald. Op een dag kreeg ik bericht vanuit Budel; een deel van de mannen was opgeroepen voor een gesprek bij de IND. Nog diezelfde avond stonden hun vreemdelingennummers (v-nummers) op een lijst in het kamp. Boven hun v-nummers las ik in dikgedrukte letters de woorden ‘TRANSFER BIDDINGHUIZEN’. Er was weinig tijd om afscheid te nemen, de volgende ochtend werden ze namelijk in een bus geladen, op weg naar wéér een nieuwe opvanglocatie.
Wat ik later leerde is dat zij hoogstwaarschijnlijk naar Biddinghuizen zijn verplaatst omdat zij een zogeheten ‘Dublin claim’ hebben. De Dublin verordening is een regeling uit het Gemeenschappelijke Europese Asielsysteem, die bepaalt dat het land waar de vreemdeling voor het eerst het Schengengebied betreedt verantwoordelijk is voor de afhandeling van de asielaanvraag. Gezien de vluchtroutes, veelal over de Middellandse zee en de zogeheten Balkanroute, leidt dit in de praktijk tot een oneerlijke verdeling van de afhandeling van asielaanvragen. De landen aan de grenzen van Europa, zoals Griekenland en Italië, krijgen disproportioneel veel asielaanvragen te verwerken. Je zou dus kunnen stellen dat de Dublin verordening bovenal een slimme uitvinding is geweest van de rijkere Europese landen als Nederland, Duitsland en Denemarken – die dankzij deze regeling relatief veel vluchtelingen kunnen buitenhouden. De zogenaamde solidariteit binnen de EU blijkt vooral op papier te bestaan. De omgang met vluchtelingen en het verschuiven van de verantwoordelijkheid voor de humane opvang en behandeling van deze mensen heeft de Europese politici, in mijn ogen, ontmaskerd. Solidariteit is er niet en onze normen en waarden lijken we al lang over boord gegooid te hebben.
We arriveren rond 12 uur in een regenachtig Biddinghuizen. Wanneer we het troosteloze terrein oprijden word ik wederom overvallen door een golf van misselijkheid. Ik schaam me dood dat we mensen, die al zoveel hebben meegemaakt, op deze manier in ons land ontvangen. Mijn gevoelens van schaamte en misselijkheid maken gelukkig al snel plaats voor een tijdelijk gevoel van blijdschap als ik zie dat een paar mannen uit onze groep ons al bij het hek staan op te wachten. Ik ren de auto uit en we omhelzen elkaar.
De mannen ontvangen ons, zoals altijd, op de meest hartverwarmende, gastvrije manier. Ik ben altijd weer onder de indruk van hun vriendelijkheid en positiviteit. Ze bieden ons thee en koffie aan en delen hun lunch met ons. We lachen, spelen spelletjes, luisteren naar muziek en proberen even de realiteit te vergeten. De realiteit is namelijk dat deze mannen zich in een ontzettend lastige positie begeven. Vanwege hun Dublin claims, zal Nederland proberen deze mannen terug te sturen naar de landen waar zij Europa binnenkwamen. Hun toekomst is onzeker, de wachttijden zijn lang en in de tussentijd staan hun levens stil.
Terwijl we met elkaar bijpraten komt één van de jongste jongens uit de groep naast me zitten. Hij is pas net 18 jaar oud en heeft nu al meer meegemaakt in zijn leven dan ik me ooit zou kunnen voorstellen. Hij pakt zijn telefoon erbij en laat me foto's zien van vermoeide mensen op een boot op zee. Ineens herken ik zijn gezicht op de foto's, hij ziet er uitgeput en angstig uit. Hij vertelt me zijn beangstigende vluchtverhaal; op een klein bootje moest hij samen met andere mensen op de vlucht van Libië naar Italië oversteken. De benzine raakte op, kilometers van de Italiaanse kust verwijderd, en de kustwacht weigerde ze te redden. Deze jongen, net geen kind meer, doet me denken aan mijn jongere zusje. Hij staat, net als zij, aan het begin van zijn leven, maar bij hem staat alles stil. Hij zit gevangen in een kamp en loopt vast in ons onwerkbare asielsysteem en de ellenlange procedures. Deze jongen heeft vast en zeker soortgelijke dromen, talenten en wensen als mijn zusje. Maar het verschil is dat hij de kans niet krijgt om dit te laten zien of ontdekken.
Ik heb er steeds meer moeite mee dat we dit met elkaar lijken te accepteren in Nederland. We lijken te accepteren dat er mensen verdrinken in onze zeeën in hun pogingen om veilige havens te bereiken. We lijken te accepteren dat jongens zoals hij, net 18 jaar, getuige zijn van dit soort gruwelijkheden. We lijken te accepteren dat mensen aan de grenzen mishandeld worden. En we lijken te accepteren dat mensen wegkwijnen in AZC's en opvanglocaties zonder mogelijkheden om zich te ontwikkelen of vast te integreren in de Nederlandse samenleving.
Er wordt gesproken van een vluchtelingencrisis en ik zie verschillende plannen voorbijkomen om de "vluchtelingenstroom" verder in te perken. Maar structurele, efficiënte oplossingen die de veiligheid en menswaardige behandeling van vluchtelingen waarborgen, blijven tot nu toe uit. Ik sprak laatst een politica uit één van de grote partijen; zij vertelde mij dat de huidige opvangcrisis absoluut niet voortkomt uit politieke onwil, de politiek wist volgens haar simpelweg niet hoe ze de grote aantallen vluchtelingen konden opvangen. Een mooie eerste stap richting een menswaardiger asielbeleid zou, naar mijn mening, dan ook zijn dat de Nederlandse overheid haar verantwoordelijkheid neemt en durft toe te geven dat zij middels het gevoerde beleid deze "crisis" zelf gecreëerd heeft.
Door Betsy Schouten, woonbegeleider Stek
Het kunstwerk boven dit verhaal is 'Infinity way' van Iman Rezai
< Naar #9